‘Ik heb heel wat mensen gek zien worden’

Al tien jaar is Younis (30) in Nederland, waarvan zeven jaar illegaal.
Vijf maal zat hij in vreemdelingendetentie, in totaal bijna vier jaar van zijn leven.

‘Vreemdelingendetentie is zo ongeveer het ergste dat een mens kan overkomen. Als je in de gevangenis wordt opgesloten omdat je een misdaad hebt begaan, dan weet je waarom je daar zit en voor hoe lang. Maar wij worden vastgezet terwijl we niets gedaan hebben en je weet niet wanneer je weer vrij komt.’

(foto: Joost van den Broek)

Amsterdam, 11 april 2013

Tekst: Jonneke van Wierst

Younis komt uit het grensgebied van Noord en Zuid Soedan. ‘De oorlog woedde er. Er kwamen groepen strijders vanuit het noorden die streden tegen het zuiden. Ze pakten het vee van de mensen af en brandden onze huizen plat. Ze vermoordden mannen, vrouwen, kinderen en dwongen jonge mannen zoals ik om mee te vechten tegen het zuiden. Om dat lot te ontlopen ben ik gevlucht. Ik was negentien. Mensen hier kunnen zich niet of nauwelijks voorstellen hoe het is om uit een oorlogsland te komen. Om altijd lijken op straat te zien liggen…
Ik ben over land naar de kust gevlucht en op een boot naar Europa gestapt. Ik wist niet waar ik naar toe ging, alleen dat het daar ‘veilig’ zou zijn. Ik kwam terecht in Rotterdam. Onderweg is me nooit om een paspoort gevraagd. Ik heb nooit een paspoort bezeten.’

In Nederland krijgt Younis een tijdelijke asielvergunning, maar die wordt na drie jaar plotseling ingetrokken. ‘Ik moest mijn verblijfsvergunning verlengen en toen bleek dat er nieuwe regels waren voor Soedan. Ze twijfelden aan mijn identiteit. De IND zei dat ik terug kon naar mijn land omdat het in het noorden veilig genoeg was. Maar ik behoor tot een zuidelijke Nuba-stam. Noord-Sudan is voor mij niet veilig.

Mijn verblijfsvergunning werd ingetrokken en ik raakte in één klap alles kwijt: mijn huis, mijn baan, mijn toekomst. Ik ben nu met hulp van mijn moeder al jaren bezig om mijn identiteit en afkomst te bewijzen. Dat moet via verklaringen van getuigen en stamhoofden en is ongelooflijk ingewikkeld. Ook omdat het nog steeds heel gevaarlijk is in het gebied waar mijn moeder woont. Ze heeft een slechte gezondheid en kan daar niet veilig reizen.’

Het was zo ‘niet Nederland’!

De eerste keer dat Younis in detentie terecht kwam was in 2006. ‘Ik sliep in het Vondelpark onder de bomen en werd wakker gemaakt door de politie. Het was ongeveer half twee ’s nachts. Ze vroegen me waarom ik daar lag. Ik zei: ‘Omdat ik geen huis heb’. Ze vroegen me om mijn legitimatie. Ik zei: ‘Die heb ik niet. Ik ben uitgeprocedeerd.’ Ik kreeg gelijk handboeien om en werd meegenomen. Ik herinner me nog dat ik nauwelijks kon zitten en de boeien heel erg zeer deden.

‘In het detentiecentrum vroeg ik rond hoe lang de mensen daar al zaten. Ze zeiden: zes maanden, negen maanden, één jaar. Ik vroeg: ‘Kan ik hier zomaar 6 maanden zitten?’ En ze zeiden: ‘Sommigen zitten al anderhalf jaar hier.’ Heel veel mensen zeiden ook dat het niet de eerste keer was dat ze vast zaten. Ik kon het niet bevatten. Het was zo ‘niet Nederland’! Niet zoals ik Nederland had leren kennen in de drie jaar die ik hier al had gewoond. Ik had hier aardige mensen ontmoet en ik dat echt gedacht: ik kan hier een nieuw bestaan op bouwen.’

De eerste keer zat hij ‘maar’ zes maanden vast. Maar zes weken daarna werd hij opnieuw aangehouden, bij een routine controle van fietsers. ‘Mijn fiets was in orde. Hij was niet gestolen; ik kon het bewijzen. Ik had voor- en achterlicht, maar toch vroegen ze me om mijn papieren. Ik ging weer in detentie. Die keer heb ik acht maanden vast gezeten. Ik was echt bang in die tijd dat ik mijn verstand zou verliezen. Het was zo erg…’

‘Jij mag niet meedoen aan het leven’

‘De psychische nood in vreemdelingendetentie is gigantisch. Want je bent niet voor niks gevlucht. Zoveel mensen hebben verschrikkelijke dingen meegemaakt. Ze zijn hun familie kwijt geraakt of weten niet hoe het met hun familie is. En dit komt er dan bij: behandeld worden als een crimineel. Want zo wordt er naar je gekeken. Je zit in de gevangenis, dus je bent een crimineel!

Sinds de tweede keer dat ik vrij kwam uit vreemdelingendetentie, leef ik altijd met het besef dat ik, als ik NU vrij over straat loop, ik over één minuut kan worden aangehouden door de politie en dan morgen weer in een ruimte van 3 bij 5 zit opgesloten…

De gedachte aan de gevangenis laat me nooit, geen minuut los. Dat afschuwelijke moment elke dag dat het weer vijf uur is en je gesommeerd wordt naar je cel te gaan en je achter je de sleutel omgedraaid hoort worden… Ik heb keren gehad dat ik daarna in elkaar zakte en niet kon stoppen met huilen… Dat gevoel: jij mag niet meedoen aan het leven. Jij moet opgesloten zitten. En je heb helemaal niets verkeerds gedaan. Je hebt alleen maar geen papieren. En waar moet je je verhaal kwijt? Je bent zo machteloos, zo machteloos…

Je zit maar te wachten, wachten, wachten, wachten. Elke dag te wachten met de zenuwen in je lijf, te denken en te hopen: misschien kom ik vandaag wel vrij. Er zijn mensen die na twee maanden vrij komen. Mensen die na drie maanden vrij komen. En jij zit negen maanden of een jaar. Dat sloopt je. En wat je ook meemaakt: iemand wordt vrijgelaten en een paar weken later is-t-ie weer terug! Ik heb het meegemaakt met een celgenoot. Hij werd vrijgelaten en een paar dagen later was hij gewoon weer bij me terug in de cel! Dat maakt de mensen gek. Ik heb heel wat mensen gek zien worden.’

Een rustige jongen

De vijfde en vooralsnog laatste keer dat ik in detentie zat was vorig jaar. Ik heb toen negen maanden en negen dagen vastgezeten. Ik had daarbinnen een goede vriend, een echt goede vriend, een jongen uit Somalië. Een rustige jongen. Hij was mijn celgenoot. We brachten veel tijd samen door, gewoon met zitten en praten. De laatste keer dat ik zo met hem zat, zei hij: ‘Younis, ik ga even douchen.’ Twintig minuten later kwam hij terug. Hij was spiernaakt en lachte en huilde tegelijk. Helemaal gek geworden. Hij klom op de pingpongtafel. We konden het gewoon niet geloven. Hij was niet meer aanspreekbaar. De bewaking dacht dat hij een grap uithaalde. Ze hebben hem afgevoerd naar de isoleercel. Ik heb gehoord dat hij de volgende dag is vrijgelaten, op straat gezet. Ik weet niet of het waar is. Ik heb nooit meer iets van of over hem gehoord.

Als je dat soort dingen meemaakt, denk je ‘wanneer ben ik aan de beurt?’ Het is mijn grootste angst: gek worden want als je in zo’n situatie zit, vernauwen je hersenen zich. Je verandert. Die wanhoop en die doorlopende vragen: wat moet ik doen, waar moet ik heen, wat moet er van mij worden? Ik heb één geluk: ik ben van nature een stabiel en positief mens. Ik denk altijd: ‘misschien komt het morgen goed’. En ik probeer heel bewust te denken aan de mooie dingen die ik vroeger heb meegemaakt. De dingen die goed zijn gegaan in mijn leven. Ik denk aan mijn moeder: als het goed komt, kan ik haar terug zien en haar helpen want het leven in Soedan is voor haar heel moeilijk. Als ik daar aan denk dan weet ik weer waarom ik leef… Maar… Er zijn daarbinnen mensen die proberen er een eind aan te maken en die gedachten heb ik ook gehad…

‘Wij Zijn Hier’

De laatste keer dat Younis vrij kwam, in de zomer van 2012, hoorde hij over een groepje mensen dat naar buiten wilde treden met hun problemen. ‘Ik dacht: daar wil ik aan meedoen. Ik weet dat de meeste Nederlandse mensen nog altijd niet weten wat vreemdelingendetentie is. En dat de meesten niet geloven dat we echt niet terug kunnen.’

Hij werd één van de belangrijkste leiders van de ‘Wij Zijn Hier’-beweging: ‘Ik geloof onvoorwaardelijk dat het de enige manier is om aandacht te krijgen voor onze situatie: naar buiten treden en je verhaal doen.

En ik voel ook dat ik, ALS ik ooit zelf in rustig vaarwater terecht zal komen, mijn hele leven zal blijven strijden voor het recht op een veilig en menswaardig bestaan voor mensen waar ook ter wereld.’

 

NASCHRIFT:

Younis Omar verkreeg in het voorjaar van 2014, na acht jaar, opnieuw een verblijfstitel. Hij werkte toen al als keukenhulp in een eetcafé en startte later ook een koksopleiding. Hij is nog altijd actief voor afgewezen vluchtelingen.