Waar kun je nog vluchteling zijn?

Een paar weken geleden schreef mijn Canadese vriendin Angela het volgende op haar Facebook status:

Misschien zijn we allen ‘vluchtelingen’… Allemaal op onze eigen manier:
Hunkerend naar iets. Hopend op iets.
Misschien hebben de meesten van ons alleen niet de moed een vluchteling te zijn.
We blijven liever zitten in wat ons gevangen houdt:
Relaties. Banen. Schulden. Angsten. Zorgen. Leegte…
Vertel me alles over jouw gevangenschap…

In gedachten zie ik Angela achter haar laptop zitten, in zichzelf verzonken, zich een ‘vluchteling’ voelend; een hoogopgeleide Canadese vrouw, ongelukkig met zichzelf en haar omgeving, haar familie, vrienden, werk, wat dan ook… Maar wie heeft het recht om te glimlachen om haar woorden en haar te vragen wat precies haar definitie van ‘vluchteling’ is?

Enige tijd geleden ontmoette ik een vrouw uit Thailand. Thailand staat op de Nederlandse lijst van ‘veilige landen’, net als mijn land. Voor ons, mensen uit ‘veilige landen’ is asiel in Nederland vragen zinloos.

Ze legde uit dat ze geld wilde sturen naar haar familie via Western Union. Maar om geld te kunnen sturen of ophalen via Western Union heb je een paspoort of ander geldig identiteitsbewijs nodig. Helaas had ze geen geldig identiteitsbewijs en kende ook niemand met een geldig identiteitsbewijs die ze durfde te vragen haar te helpen.

Omdat ik gewoon in het bezit ben van een paspoort, kon ik haar uit de brand helpen. Ze bood me tien euro aan voor mijn dienst. Ik weigerde het geld aan te nemen en zei dat ze me zonder meer altijd kon vragen voor zoiets simpels als dit. Ze kreeg tranen in haar ogen en zei: ‘Mag ik je dan een biertje aanbieden?’

Ze vertelde me alles over haar gevangenschap…

Ze vertelde me over de grauwe armoede waarin ze was opgegroeid. Hoe ze naar Nederland was gekomen, op zoek naar een beter leven. Hoe ze verliefd was geworden en een relatie was begonnen met een Nederlandse man, al de eerste maand na haar aankomst in Amsterdam. Hoe ze bij hem was ingetrokken en hij had beloofd met haar te trouwen. Hoe hij haar had mishandeld, geestelijk en lichamelijk, jaren achter elkaar…

Ze ontdekte dat haar vriend er relaties met andere vrouwen op na hield. Toen ze hem vroeg waarom, was zijn vernederende antwoord: ‘Je hebt te kleine tieten. Ik wil een vrouw met grote tieten.’ Hij had gelachen om haar tranen…

En toch hoopte ze nog altijd, dat hij hun relatie op een goede dag officieel zou maken en zo zou bewijzen, dat hij toch echt van haar hield en haar aan een verblijfsstatus zou helpen. Maar hij was zelfs te beroerd om met haar naar de Western Union te gaan en haar met zijn paspoort te helpen wat van haar zuur verdiende geld over te maken aan haar familie. Ze verlangde naar een kind, maar hij lette er altijd op dat hij een condoom gebruikte. Ze durfde er niet meer op te hopen ooit moeder te worden…

Ik zelf –om in Angela’s terminologie te blijven- koos er niet voor om ‘te blijven zitten in wat me gevangen hield’. Ik verliet mijn land om mezelf te kunnen zijn. Ik ben geen oorlogsvluchteling. Mijn familie is niet uitgemoord. Het huis dat ik verliet was ongeschonden. Ik ben en kan geen ‘vluchteling’ zijn hier, zelfs geen gewone immigrant, hoe graag ik dat ook zou willen en wat ik ook was geweest als ik in een andere tijd was geboren: een doodgewone, legale migrant, zoals Angela in Canada…

Hoeveel mensen van buiten hebben Amsterdam gebouwd? Amsterdam tot Amsterdam gemaakt omdat ze zichzelf niet konden zijn op de plek waar ze werden geboren, zoals de Portugese Joden die hun grote synagoge optrokken vlak bij Protestantse Diaconie? De protestantse gemeenschap zelf werd groot dankzij de Franse Hugenoten die hier naar toe kwamen in de 17e eeuw. En tussen 1945 en 1967 emigreerden een half miljoen Nederlanders naar een ander continent, op zoek naar een beter leven…

Tot zo’n vijftig jaar geleden waren er tenminste behalve plaatsen op de wereld om aan te ontsnappen, ook nog plaatsen om naar toe te vluchten…

Ik weet hoe moeilijk het is je land te verlaten. Ik denk niet dat dat vroeger anders was: jezelf met geweld afsnijden van je familie, je cultuur, je taal, je geschiedenis. Maar in ieder geval had mijn Thaise vriendin het mogen proberen om hier legaal een nieuw leven op te bouwen als ze enkele decennia eerder was geboren…

Al die duizenden mensen nu, die naar Europa vluchten omdat Europa staat voor vrijheid, voor gelijkheid, voor democratie. Het continent dat mensenrechten respecteert en beschermt. Amsterdam, stad van de vrijdenkers! We komen met hoop in ons hart, het intense verlangen door deze samenleving te worden opgenomen. Maar we ontdekken dat er geen plaats voor ons is en worden geëxploiteerd, vernederd, lijden honger op straat. Waar kunnen we nog heen vandaag om te ontsnappen aan wat ons dreigt te vermorzelen?

Het is een klein verhaaltje in de Ramayana, het grote epos in de klassieke hindoe literatuur:

Sree Rama is de God der goden, de Koning der koningen. Ravana, een slechterik, heeft zijn vrouw gestolen en 14 jaar lang is Rama op zoek naar haar. Op een bepaald moment, ergens in een donker woud, besluit de vermoeide Rama een pauze te nemen. Hij daalt af naar een meer dat Pampa heet. Hij steekt zijn speer in de grond en knielt om van het water te drinken. Als hij weer overeind komt, ziet hij een stervende kikker, doorboord door zijn speer.
‘Ach, arme..!’ roept hij geschokt. ‘Waarom heb je niet geschreeuwd! Dan had ik gehoord dat ik je had verwond!’

Fluisterend spreekt de kikker haar laatste woorden: ‘Mijn moeder heeft me altijd gezegd om ‘Rama, Rama!’ te roepen als ik in nood was. U zou mij te hulp komen! Maar wie kan ik roepen als Rama mij doodt?’

Vorige week zag ik de Thaise vrouw weer. Ze zei me dat ze ergens werk had gevonden in een naaiatelier. Maar de arbeidsinspectie was langs geweest en had haar om haar papieren gevraagd. Ze had uitgelegd dat ze een Nederlandse partner had, maar toen de politie hem had gebeld en gevraagd of het klopte dat zij zijn vriendin was, had hij gezegd dat hij haar niet kende. Ze had een schriftelijke aanzegging gekregen het land te verlaten.

‘Het leven is genadeloos,’ zei ze dof. ‘Vind je niet?’

Hijasul