EEN KWESTIE VAN BESCHAVING

Amsterdam, 20 november 2015

Door: Elles Besselsen, onderzoeker migratierecht

‘Ieder mens, met of zonder verblijfsrecht, heeft recht op een adequate levensstandaard.’
Het is een jaar nadat het Europees Comité voor Sociale Rechten van de Raad van Europa deze uitspraak publiceerde. Klip en Klaar. Amnesty directeur Eduard Nazarsky, kan zich daarom niet voorstellen dat de hoogste rechters van Nederland, op 26 november aanstaande, tot een ander oordeel zullen komen dan dat ‘migranten zonder verblijfsvergunning onvoorwaardelijk recht hebben op voedsel, kleding en onderdak’.

Het is maandag 16 november en zo’n 130 mensen confereren op uitnodiging van Amnesty in Amsterdam over ‘Mensenrechten op straat’. Ook sociaal advocaat Jelle Klaas kan zich niet voorstellen dat de Centrale Raad op 26 november anders zal oordelen dan dat Nederland ‘onvoorwaardelijke opvang’ moet bieden aan migranten die anders dakloos zijn. Het koppelen van voorwaarden en termijnen aan die opvang, zoals het kabinet heeft gedaan in het zo moeizaam bereikte ‘bed, bad, broodakkoord’ van april 2015, zou dan weer van de baan zijn.

In het afgelopen jaar werd door gemeenten her en der in Nederland opvang gefaciliteerd, vaak door het sponsoren en uitbreiden van opvang die in die gemeenten al werd geboden door kerken en vrijwilligersorganisaties. Voor Amnesty deed ik de afgelopen maanden onderzoek naar hoe die opvang in Nederland er ‘een jaar na de ECSR’ uitziet, zowel in theorie als praktijk. En of gesteld mag worden dat de mensenrechten en menselijke waardigheid van de betrokken groep worden gerespecteerd. Een en ander heeft geresulteerd in het rapport ‘Mensenrechten op straat; Bed, bad, brood en de menselijke waardigheid in Nederland’. Amnesty’s conclusie: de opvang in Nederland is onvoldoende en Nederland onwaardig.

Er zijn (nog) niet voldoende locaties ingericht om iedereen die daar recht op heeft een bed te bieden. En in de praktijk worden door gemeenten –zoals het kabinet wenste- inderdaad voorwaarden gesteld waaraan mensen niet (kunnen) voldoen, waardoor zij niet in aanmerking komen voor opvang of na korte tijd weer op straat belanden. Terwijl het toch daarom gaat: dakloosheid voorkomen en uitbannen.

Ik deel de verwachting van Eduard Nazarski en Jelle Klaas, dat de Centrale Raad op 26 november zal oordelen dat Nederland onvoorwaardelijke opvang moet verlenen aan migranten die anders dakloos zijn. Maar ik ben ondertussen niet gerust op wat de rechters zullen zeggen over wat die opvang moet inhouden.

De uitspraak van de Centrale Raad op 26 november 2015 is van doorslaggevende betekenis voor de verdere ontwikkelingen. Het belang van de uitspraak blijkt ook al uit het unieke feit dat rechters van de Centrale Raad en de Raad van State elkaars zittingen over bed, bad, broodzaken hebben bijgewoond en hebben aangegeven een eenduidig oordeel na te streven. De rechters zullen zich buigen over de vraag of migranten zonder verblijfsvergunning een onvoorwaardelijk recht op opvang hebben en wat deze opvang in Nederland dan minimaal zal moeten inhouden. Het kabinet heeft aangegeven deze uitspraak af te wachten voordat zij verdere acties onderneemt.

Het Europees Comité heeft niet nader ingevuld wat onder ‘toereikende opvang’ moet worden verstaan. Dat begrip invullen is aan Nederland. En, gelet op eerdere uitspraken, verwacht ik niet dat de Centrale Raad oordeelt dat opvang meer moet zijn dan ‘sobere nachtopvang met bed, bad en brood’. Vind ik dit ‘toereikend’? Het antwoord is: ‘nee’.

Bed, bad en brood is niet meer dan een vangnet. Voor een zeer korte tijd is het – voor gezonde mensen- wellicht een acceptabel alternatief voor slapen op straat. Maar de mensen aan wie opvang moet worden geboden, bevinden zich grotendeels in een heel andere situatie. Zij zijn niet gezond doordat zij amper of nooit gezondheidszorg hebben gehad. Zij hebben vaak lichamelijke en psychische aandoeningen opgelopen in herkomstlanden en/ of Nederland zelf.
Zij mogen hier dan misschien niet zijn; ze kunnen om uiteenlopende redenen ook meestal niet weg. Sommigen zijn overigens nog in procedure en mogen hier wel zijn maar hebben geen recht op ‘voorzieningen’.

Er gaan voor deze mensen vaak jaren voorbij waarin het leven ‘stil’ staat. Ze mogen niet naar school. Ze mogen niet werken om in hun onderhoud te voorzien. Het dagelijkse leven zonder verblijfsvergunning of andere documenten kent vele belemmeringen. Ze zijn kwetsbaar voor criminaliteit en uitbuiting. Ze hebben slechts recht op ‘medisch noodzakelijke’ zorg. Velen wisselen verblijf op straat af met vreemdelingendetentie – omdat het ook de Nederlandse autoriteiten niet lukt ze ‘weg’ te krijgen. Sommigen leven hier zo al meer dan twintig jaar.
Alleen nachtopvang, waarbij zij overdag zonder geld over straat moeten zwerven, biedt geen soelaas voor hun uitzichtloze situatie. Vanaf de straat valt niet of nauwelijks te werken aan een ‘oplossing’.

Met ‘sobere nachtopvang en twee maaltijden per dag’ voorkomt Nederland misschien dat mensen op straat sterven van de honger, maar de vraag is of dit is wat wij in Nederland verstaan onder een ‘adequate levensstandaard’. Of wij dit verstaan onder een ‘menswaardig bestaan’. Het is ieder geval ver onder wat Nederland acceptabel acht voor haar eigen burgers, dus onder haar eigen minimumnormen. Zoals Jelle Klaas tijdens de bijeenkomst stelt: ‘Dit onderwerp raakt niet alleen de menselijke waardigheid van de betrokken individuen maar die van ons allemaal. De waardigheid van Nederland. Het is een kwestie van wat je kan en mag verwachten van een welvarend land als het onze.’ Een kwestie van beschaving, dus.

16-11-2015 symposium

(v.l.n.r.) Pim Fischer (Fischer advocaten), Rian Ederveen (St. L.O.S.), Jelle Klaas (Fischer advocaten), Annemarie Busser (Amnesty), John van Tilborg (St. INLIA)

Ben ik somber? Dat ook niet.

Tijdens het symposium werden namelijk indrukwekkende voorbeelden gepresenteerd van hoe het ook kan. St. INLIA mag van de gemeente Groningen veel zelf invullen en dat leidt tot resultaten die in de buurt komen van wat de ECSR volgens mij bedoelt met het respecteren van de ‘menselijke waardigheid’.
In Amsterdam draaiden vrijwilligers met steun van de Protestantse Diaconie een kleinschalig project, ‘Hoogoord’, waarin een groep kwetsbare vrouwen zich veilig en ‘als mens behandeld’ voelde (1). En dit ook eens voor minder geld dan de Amsterdamse nachtopvang!

Het zijn individuen, vrijwilligers en bevlogen professionals, ‘her een der een wethouder die zijn nek durft uit te steken’, in de woorden van sociaal-advocaat Pim Fischer, die hoop bieden en uitzicht op een ‘adequate levensstandaard’ voor iedereen hier in Nederland.

26 november 2015 wordt een spannende dag…
 

(1) omdat het appartement niet langer gehuurd kon worden moesten de vrouwen Hoogoord 1 september 2015 verlaten.